‘De lerende organisatie’ is een gevleugelde term die ik veel tegenkom. Als lerende organisatie is learning by doing op alle lagen een gegeven, met als doel aan te blijven sluiten bij een snel veranderende omgeving. In de zorg maar ook in andere domeinen, ontstaat een besef dat het adaptief vermogen van individuele organisaties niet voldoende is om de uitdagingen waar we voor staan het hoofd te bieden. Kortom: tijd voor lerende netwerken.
Vanuit het adagium alleen ga je sneller, samen kom je verder, worden er allerlei netwerken opgezet om vanuit co-creatie nieuwe oplossingen te vinden voor bijvoorbeeld de personeelstekorten in de zorg, en de vergrijzing die de verzorgingsstaat in het algemeen in het gedrang brengt.
De ervaring met lerende organisaties in de zorg
Terwijl het adaptief vermogen van zorgorganisaties cruciaal is om de zorg betaalbaar en duurzaam te houden, zie ik hier veel zorgorganisaties mee worstelen. Waar lopen organisaties tegenaan? De hark, het organogram en de hiërarchie zijn veelal leidend. De leiderschapsstijl is old school, en in de beste variant wordt de werkvloer betrokken ‘anders krijgen we zeker weerstand’. Adaptief vermogen onstaat als de organisatie als collectief leert. Dit is een strategie van samen handelend leren: het co-creëren van de verandering. Wil je hierover meer lezen dan raad ik het boek ‘Lerend organiseren, als meer van hetzelfde niet helpt’, van Wierdsma en Swierenga aan.
Naar lerende netwerken
Wat is nu het voordeel van netwerken op organisaties als het gaat om het ontwikkelen van lerend vermogen? Netwerken hebben vaak al een meer hybride structuur en gaan uit van de meerwaarde van co-creatie. Er zijn óók aandachtspunten. Ik neem jullie mee in een praktische verkenning van de toepassing op netwerken van de 8 principes voor lerende organisatie (bron: Wierdsma en Swierenga).
8 Principes voor het lerend netwerk
1. Activeer het actorschap: iedereen is onderdeel van de te creëren oplossingen
Vergeet als netwerk niet de medewerkers van de organisaties mee te nemen in het activeren. Vaak zie je bestuurders en stafmanagers enthousiast participeren in een netwerk, maar stokt daar de betrokkenheid. Betrek mensen op alle niveaus van de organisaties bij het co-creëren en communiceer (in eindeloze herhaling) over de stip op de horizon. Bijvoorbeeld: laat aan netwerkprojecten ook medewerkers deelnemen aan project- of werkgroepen.
2. Focus op verbinding: verbindt organisatiedoelen en persoonlijke doelen met elkaar
Verbind netwerkdoelen, organisatiedoelen en doelen van medewerkers met elkaar. Een netwerk biedt een organisatie ook nieuwe mogelijkheden voor het aansluiten bij de doelen van medewerkers! Bijvoorbeeld: voor medewerkers kan het heel leerrijk zijn om bij te mogen dragen aan een projectgroep buiten de eigen organisatie. Door daar bijvoorbeeld vanuit het netwerk een training aan te koppelen, bied je de medewerkers nieuwe ontwikkelmogelijkheden.
3. Werk op basis van tijdelijk werkbare overeenstemmingen: erken verschillen en werk ermee
Elkaars verschillen kennen en begrijpen is nog belangrijker in een netwerk: vanwege het minder formele karakter, kan een gebrek aan het werken met de verschillen (het functioneren of voortbestaan van) het netwerk zelf in gevaar brengen. Bijvoorbeeld: wanneer in een netwerk grote en kleinere organisaties samenwerken, kan de indruk ontstaan dat de grote organisaties qua financiën en inzet alles bepalen. Door juist de kleinere organisaties de pilots te laten draaien van een project, omdat daar de lijnen korter zijn, kunnen die zich profileren als perfecte proeftuin voor innovatie.
4. Bouw voort op het goede van het verleden: waardeer het goede en geef daarmee waarde aan het hier en nu als resultaat van een creatieproces
Erken de organisaties in wat ze goed gedaan hebben, sterker nog, faciliteer dat men leert van elkaars best practices. Bijvoorbeeld: binnen een netwerk zijn enkele zorgorganisaties al verder in het realiseren van een goede onboarding voor nieuwe medewerkers. Door deze organisaties samen te brengen in een werkgroep en de gouden standaard op basis van hun ervaringen te laten ontwikkelen, leren ze van elkaar, en zetten ze een best practice neer waar het hele netwerk gebruik van kan maken.
5. Bouw aan de co-creatie van mogelijkheden: door te kijken naar wat mogelijk is in plaats van naar wat fout gaat, ontstaat er een focus op nieuwe mogelijkheden in plaats van het optimaliseren van een bestaand systeem
Het bereik van co-creatie in een netwerk is veel groter dan van een co-creatie binnen een individuele organisatie: dit geeft nieuwe energie, ook aan de betrokken organisaties: de cirkel van invloed is groter. Bijvoorbeeld: regionale afspraken over aantallen stageplaatsen in de zorg: dit is veel effectiever dan per organisatie, omdat de reden ‘de ander doet het ook niet’ wegvalt, en omdat men elkaar aanspreekt.
6. Werk terug vanuit de toekomst: een punt op de horizon om naartoe te werken biedt een gemeenschappelijk perspectief
De stip op de horizon is voor netwerken nog belangrijker vanwege de vaak maar hybride organisatiestructuur. Zonder duidelijke gezamenlijke doelen om naar toe te werken, dreigt verzanding in een praatclub. Daarbij is een extra dimensie: de dialoog faciliteren tussen de deelnemende organisaties hoe hun individuele stip op de horizon zich verhoudt tot de gezamenlijke stip op de horizon. Een voorbeeld: door gezamenlijk zij-instromers te werven en op te leiden, kunnen zorgorganisaties kosten en inspanning delen. Er wordt ook een stuk eigen regie opgegeven, en dat heeft ook nadelen, bijvoorbeeld in het snel schakelen. Door dit open met elkaar te bespreken, en de winst te benadrukken, kan toch commitment worden behouden.
7.Sluit aan bij zelfreferentie: alle betrokkenen nemen deel aan de co-creatie om zo hun eigen betekenis te kunnen geven
Ook hier geldt weer de extra dimensie, de co-creatie kent meer lagen en vraagt goede begeleiding omdat er verschillende organisatieculturen bij elkaar komen: naast zelfreferentie is er sprake van organisatiereferentie.
Dit geldt nóg sterker in netwerken die sectoren met elkaar verbinden (zorg, onderwijs, overheid, bedrijfsleven bijvoorbeeld), je zou kunnen spreken van ‘domeinreferentie’. Mooi voorbeeld is het verschil tussen onderwijs en zorginstellingen. Zorginstellingen begrijpen vaak niet waarom opleidingsinstituten in schoolvakanties onbereikbaar zijn, en opleidingsinstituten hebben weinig begrip voor het tekort aan stageplaatsen. Door met elkaar in gesprek te zijn, ontstaat er begrip voor ieders dagelijkse realiteit, en kan de focus verschuiven naar het samen oplossen van knelpunten.
8. Creëer een gedeelde ervaring: hierdoor ontstaan nieuwe patronen van denken en handelen en deze vervangen de oude
Bij netwerken speelt hierbij mee dat men niet dagelijks samenwerkt. Het creëren van gedeelde ervaringen wordt daarmee van groter belang. Covid-19 en de toename van digitale manieren van dingen samen doen, ook op afstand, is hierbij helpend.
Tot slot: netwerken onderling
Het aantal netwerken groeit en netwerken overlappen elkaar vaak. Daardoor kan een lappendeken ontstaan en kunnen doelstellingen elkaar in de weg zitten. Helaas zie ik soms een concurrerende dynamiek ontstaan tussen netwerken onderling.
Vraagt dit om een regioregisseur? Centrale regie van een overheid, lijkt niet direct in de gedachte van co-creatie en lerende netwerken te passen. Wellicht kan digitalisering hierbij nog een oplossing bieden. Een goede start zou zijn wanneer netwerken die een link met elkaar hebben, hun stip op de horizon met elkaar afstemmen en best practices uitwisselen. Hoe mooi zou het zijn om de netwerken hier in een lerend netwerk in co-creatie mee aan de slag te laten gaan?
Advies over lerende netwerken? Neem gerust contact op!
Dit artikel verscheen ook in de nieuwsbrief van Bosman & Vos.